“De nacht van kracht, de 27e dag van de Ramadan,” stond in grote kriebelige letters bovenaan de poster op de buitenmuur van de moskee. In het midden van de poster stond een afbeelding van een vliegende duif met daaronder de tekst, “De nacht waarin de heilige Koran uit de hemel neerdaalde.” Een regel met een kleinere tekst vermeldde: “Vanavond worden de besluiten van Allah voor het komende jaar voor jou opgeschreven. Verwaarloos je bestemming niet.”

Firas schoof zijn schoenen van zijn voeten en stapte als eerste met zijn rechtervoet over de drempel van de ingang van de moskee, zoals de profeet Mohammed ook altijd deed volgens de overlevering.

Nadat hij zijn gezicht, armen en voeten had gewassen, drong Firas zich in de menigte die zich deze avond had verzameld en vond een zitplaats tussen de mannen op de binnenplaats van de moskee. Sommige van hen waren aan het buigen en knielen, anderen lazen in de Koran en weer anderen fluisterden hun persoonlijke smeekbeden tot God.

“Deze nacht is beter dan duizend maanden, broers! Weten jullie waarom?” vroeg de religieuze leider vooraan.

“Tijdens deze nacht trekt de cirkel van Gods engelen dicht langs de aarde, zodat ze onze gebeden voor het komende jaar kunnen horen. Wie zal leven en wie zal sterven? Wie zal naar het Paradijs gaan en wie komt in de hel? Wie zal eer en gunsten krijgen en wie zal worden vernederd? Het wordt allemaal bepaald deze nacht.” De menigte bewoog zich rusteloos.

God, ik kan het niet! Ik vast, ik zeg mijn gebeden. Waarom heb ik niet de vrede van de Ramadan in mijn hart?”

“Er staat geschreven dat als je volhardend en zonder pauzes bidt tot zonsopkomst, God je zal eren en je zonden zal vergeven. Dus bid de hele nacht door totdat je zonden zijn vergeven!” De menigte antwoordde met een instemmend gemompel en begon te bidden.

Firas zat stil de Koran te reciteren. Hij had moeite om bepaalde woorden te articuleren. Zijn lip was gescheurd en bloedde door een meningsverschil dat uit de hand liep eerder deze dag. De andere man werd boos om iets onbeduidends dat Firas had gedaan. De honger en dorst van de Ramadan maakte dat iedereen een korter lontje had.

Uren gingen voorbij voordat Firas opkeek van zijn Koran. Hij keek op naar de maan die boven hem hing als een bewaker. “God, mijn hart voelt gehalveerd, zoals de maan – verborgen in het donker. Ik kan deze last op mijn schouders niet dragen.”

Een golf van zwaarte spoelde over hem en drukte hem op de vloer. “We hebben alles achtergelaten in Syrië, God! Toen we hier kwamen, dachten we dat we veilig waren, maar we hebben gewoon niet genoeg! Waar is vader? Ik kan niet de vader van het gezin zijn. Hoe betalen we na volgende maand de huur? God, ik kan het niet! Ik vast, ik zeg mijn gebeden. Waarom heb ik niet de vrede van de Ramadan in mijn hart?”

Firas had zijn stem verheven. Hij gluurde rond en vroeg zich af of anderen het hadden opgemerkt.

“U houdt zich verborgen voor mij,” fluisterde Firas. “Het vasten, het harde werk – God, het voelt alsof ik zink in een bodemloze zee en met mijn armen en benen moet slaan om te voorkomen dat ik verdrink. U ondersteunt mij helemaal niet.”

Wat is dat op je lip?” Firas likte aan het opgedroogde bloed. De man keek verbaasd en klakte met zijn tong. “O…, dat is niet goed. Je hebt zojuist je gebeden onrein gemaakt.”

Een jonge man met een lange baard tikte Firas op zijn schouder. “Ik hoorde je bidden,” zei hij, terwijl hij zich voorstelde als dienaar van de moskee. “Heb geloof, broeder. Doe alles wat God van ons vraagt. Je weet dat God bewust zijn genade voor ons achterhoudt. Hij wilt dat we ervoor strijden, zo hard strijden als we kunnen, in onderwerping aan de Islam…Wat is dat op je lip?”

Firas likte aan het opgedroogde bloed. De man keek verbaasd en klakte met zijn tong. “O…, dat is niet goed. Je hebt zojuist je gebeden onrein gemaakt.”

Firas bracht zijn hand naar zijn lippen en raakte de wond aan. Hij keek naar zijn hand en zag vers bloed op zijn vinger.

“God hoorde je gebeden niet, omdat het bloed je onrein maakte. Ga terug, was je en begin opnieuw. Misschien hoort God je.”

De jonge man glimlachte naar Firas. Alsof hij wilde zeggen, “houd moed,” en liep weg. Firas viel een uur voor zonsopkomst in slaap in de moskee.

In zijn onrustige slaap, droomde hij dat het huis van zijn kinderjaren tot op de grond toe afbrandde. Toen zag Firas een vlot op zee. Zijn vader zat erop. Hij probeerde om bij Firas en de rest van de familie te komen, om samen met hen in het nieuwe huis te gaan wonen. Duisternis omgaf het vlot, evenals een forse storm.

De golven werden rustig en Firas had het gevoel dat hij op de dag van het oordeel in de nabijheid van God was. Aan zijn rechterkant zag hij zijn vader met zijn bekende stoppelige kin en donkere snor. Firas wreef zich in de ogen – was hij het echt?

Zijn vader sprak, hij vroeg God om Firas te sparen. Een engel gaf antwoord, “Waarom zou God naar jou luisteren, vader van Firas?” Plotseling verscheen een man in het wit. Hij stond met zijn armen uitgestrekt tussen zijn vader en de verschijning van God. Firas werd wakker van een telefoon die rinkelde in zijn broekzak. Snel pakte hij zijn telefoon en zag een onbekend nummer. Hij gaapte.

“Hallo. Wie is dit?”

“Zoon?” Er volgde een pauze. “Firas?”

“Vader?”

“Firas.”

“Vader! Wat is er gebeurd? Waar ben je?!”

“Het is…een lang verhaal.”

“Ben je hier?”

“Nee, nog niet. Ik kom. Bereid Eid voor me. Ik steek de grens over en dan kom ik dinsdagochtend aan. Kom naar het centrale busstation. Firas, ik heb je gemist.”

Dit is het tiende deel van Firas’ verhaal.
Lees hier: deel 1, deel 2deel 3deel 4deel 5deel 6deel 7, deel 8, deel 9, deel 10, deel 11, deel 12, conclusie

GEBEDSFOCUS

Veel moslims kijken met verwachting uit naar de Nacht van Kracht. Ze lezen de Koran en bidden de hele nacht door in de hoop dat God hun zonden zal vergeven. Hoe zinloos zal het soms voelen voor mensen, zoals Firas, die zo hard werken om God te behagen door hun religieuze plichten – en alleen maar te zien hoe de goede werken worden onderuitgehaald door gebrek aan perfectie.

Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered.
Romeinen 10:9

  • Bid dat moslims de waarheid zullen vinden wanneer ze daarom vragen tijdens de Nacht van Kracht. Vraag God om hen dromen en visioenen te geven en om hun harten te openen wanneer volgelingen van Jezus de waarheid over Gods Woord met hen delen.
  • Vraag in gebed of God aan moslims wil onthullen dat alleen Jezus hun zonden kan vergeven. Bid dat de Geest de gratis gift van vergeving zal onthullen die tot je komt door geloof. Bid dat veel moslims het offer van Christus zullen accepteren.
  • Vraag God om moslims de onbevredigende natuur van een op werken gebaseerd geloof zal laten zien; dat Hij van ieder verlangt dat wij weten dat we Zijn kinderen zijn en geen slaven.